header curve

In gesprek met Stijn Baert (UGent)

Hoe verklaar je de krapte op onze arbeidsmarkt? En welke oplossingen zijn er voorhanden? Stijn Baert, professor arbeidseconomie aan de UGent, deelt zijn inzichten met ons.

“Iedereen roept dat werken moet lonen, maar er gebeurt niks.”

Wat zijn volgens jou de belangrijkste pijnpunten op de Belgische arbeidsmarkt, die zo snel mogelijk aangepakt zouden moeten worden?

Stijn Baert: De war for talent is ongetwijfeld de belangrijkste bekommernis van ondernemers. De cijfers bewijzen dit. Tien jaar geleden was één op de veertig banen in ons land vacant, vandaag is dat één op twintig. België scoort op dit vlak slechter dan andere landen. Samen met Nederland zijn we zelfs bij de zwakste van de klas. Vlaanderen kent daarbij een krappere arbeidsmarkt dan Brussel en Wallonië, maar ook die twee gewesten zitten boven het Europese gemiddelde qua openstaande vacatures.

Een ander heet hangijzer is de hoge loonkost. Door de automatische loonindexering hebben Belgische bedrijven aan concurrentievermogen ingeboet tegenover concurrenten in onze buurlanden. Het zal vermoedelijk tot 2026 duren vooraleer we dit gat dichtrijden. Voor een open economie zoals de Belgische is dit erg lastig. Het moeilijk aantrekken van mensen vormt bovendien niet enkel een probleem voor ondernemers, maar bijvoorbeeld ook voor de overheid: die loopt zo heel wat inkomsten mis en stopt miljarden in relanceplannen die onvoldoende renderen.

“Naast een grondige hervorming van de arbeidsmarkt hebben we ook een structurele pensioenhervorming nodig.”

Welke oorzaken zie je voor de erg krappe arbeidsmarkt?

Stijn: Er zijn er verschillende. Eerst en vooral past de puzzel tussen werkzoekenden en vacatures niet. Maar dat is maar een deel van de verklaring. Feit is dat er in ons land maar liefst 1,3 miljoen mensen tussen 25 en 64 niet werken én bovendien geen werk zoeken. Enkel Italië, Kroatië, Roemenië en Griekenland doen het nog slechter.

Waarom staan mensen buiten de arbeidsmarkt? Omdat werken onvoldoende loont. In de aanloop naar de vorige verkiezingen hoorde je dezelfde geluiden als nu: werken moet meer opbrengen, de koopkracht moet omhoog … Maar we stellen vast dat werken financieel helemaal niet interessanter geworden is. Als een werkgever vandaag 100 euro betaalt aan een alleenstaande werknemer, dan gaat daarvan 53 euro naar de overheid. Bij de vorige verkiezingen was dat 52 euro. Geen enkel land ter wereld komt in de buurt van ons land.

Structurele hervormingen nodig

Conclusie: de overheid moet werken financieel voordeliger maken. Maar hoe?

Stijn: Onder andere door de fiscaliteit aan te passen en het verschil tussen het bruto- en nettoloon te verkleinen. Waardoor dan ook het verschil tussen het nettoloon en een uitkering vergroot. Want als je gaat werken, heb je heel wat extra kosten: kinderopvang, vervoer naar het werk, extra kledij. Tegelijkertijd verlies je nu een aantal sociale voordelen die je als niet-werkende geniet, zoals korting op het openbaar vervoer, een lagere water- en energiefactuur … Kortom, als je vandaag een uitkering geniet en morgen gaat werken, is de kans groot dat je netto nauwelijks evenveel of zelfs minder overhoudt. Zo word je niet gestimuleerd om toe te treden tot de arbeidsmarkt.

Ik pleit dan ook voor het Nederlandse model, waarbij een aantal sociale voordelen ook toegankelijk zijn voor mensen met een laag inkomen. Wie weinig verdient, verliest de voordelen niet. En als er meer vacatures ingevuld worden, en er dus meer inactieven naar de arbeidsmarkt verhuizen, brengt dit minder uitgaven mee voor onze sociale zekerheid.

Daarnaast moeten we de uitstroom van de arbeidsmarkt naar de ziekteverzekering en vervroegd pensioen beter bewaken. Naast een grondige hervorming van de arbeidsmarkt hebben we ook een structurele pensioenhervorming nodig, waarbij vooral rekening gehouden wordt met het aantal effectief gewerkte jaren en er minder gelijkgestelde periodes zijn. Wat de ziekteverzekering aangaat, moeten we werk maken van meer re-integratie en gelijke kansen voor mensen die ziek geweest zijn.

“Als je vandaag een uitkering geniet en morgen gaat werken, is de kans groot dat je netto nauwelijks evenveel of zelfs minder overhoudt.”

Hoe komt het dat het riedeltje ‘werken meer laten lonen’ al zo lang meegaat, maar dat er eigenlijk weinig of niks mee gebeurt?

Stijn Baert

Stijn: Het gaat inderdaad al heel lang mee. Zelf heb ik het voor de eerste keer gehoord toen Patrick Dewael nog minister-president van Vlaanderen was, haast vijfentwintig jaar geleden. Maar er gebeurt niks. Het kernpunt is consequentie. Alle partijen willen de belastingen op werk verlagen, maar weinigen vertellen erbij hoe we dit moeten financieren. Het kan via besparingen in andere domeinen, maar dan moet je durven benoemen waar precies. Het is ook mogelijk door belastingen te verschuiven van werk naar consumptie, bijvoorbeeld door vervuilende producten of luxegoederen zwaarder te belasten. Nog een andere optie bestaat erin om vermogenswinsten te belasten, maar dan moet dit wel op een ernstige manier gebeuren, zodat er geen kapitaalsvlucht ontstaat. En sowieso vind ik dat het Planbureau alle voorstellen van partijen hieromtrent moet berekenen, want anders zijn dit gewoon luchtkastelen.

Minder werken voor evenveel geld?

Wat denk je van het voorstel van de PS om naar een 32-urenweek te evolueren zonder loonverlies?

Stijn: Onhaalbaar. Het grote probleem is de uurloonkost. Als je minder werkt voor hetzelfde loon, dan stijgt de loonkost per uur. Je bent misschien wel iets productiever, maar volledig wordt dit nooit gecompenseerd. Voor bedrijven wordt de loonkost dus duurder, waardoor de concurrentie met buitenlandse ondernemingen bemoeilijkt wordt en ze zichzelf uit de markt prijzen.

In het verleden gingen al eerder stemmen op om meer deeltijdse banen te creëren, om zo meer mensen aan het werk te krijgen. Werkt dit?

Stijn: De idee om bijvoorbeeld vijf miljoen jobs op te knippen naar zes miljoen is voorbijgestreefd. De arbeidsmarkt is nu eenmaal geen statisch gegeven. In bepaalde jobs ben je bovendien maar productief na een bepaald aantal uren. En als mensen meer werken, verdienen ze meer en consumeren ze ook meer. Laat je mensen minder verdienen, dan krijg je een neerwaartse spiraal. Eenzelfde gedachte lag aan de basis van het brugpensioen: we duwen oudere werknemers uit de arbeidsmarkt, waardoor er meer ruimte komt voor jongere krachten. Maar zo werkt het niet. Een oudere medewerker verdient trouwens meer, en spendeert ook meer …

“Alle partijen willen de belastingen op werk verlagen, maar weinigen vertellen erbij hoe we dit moeten financieren.”

Extra emmers

Je hebt ook het gevoel dat er in onze arbeids- en pensioenwetgeving heel veel koterijen bestaan.

Stijn: Vast en zeker. Vergelijk het met een dak dat aan alle kanten lekt. In plaats van een offerte te vragen voor een grondige en professionele herstelling, gaan we nu gewoon naar de doe-het-zelf-handel om extra emmers. We zouden beter veel van die koterijen afbreken en transparante prikkels lanceren. Mensen moeten weten waar ze aan toe zijn. De wettelijke pensioenleeftijd is 67 jaar, maar er zijn tal van ontsnappingsroutes. In Scandinavische landen zijn die er enkel voor bepaalde zware beroepen. Dat is veel duidelijker.

Hoe sta je tegenover het beperken van de werkloosheidsuitkering in de tijd?

Stijn: De huidige regeling stimuleert mensen niet om snel naar vacatures te gaan kijken, omdat de degressiviteit van de werkloosheidsuitkering te beperkt is. Onderzoekt toont trouwens aan dat mensen na één jaar werkloosheid veel minder snel aan een job geraken. Ik pleit er dus voor om de degressiviteit vroeger te laten ingaan dan na één jaar. Of we de uitkering ook moeten beperken in de tijd, daar ben ik nog niet uit. Sommige mensen zullen hierdoor gemotiveerd worden om een job te zoeken, terwijl anderen gewoon in de leefloonstatistieken terecht zullen komen. Het is een moeilijke afweging, vind ik.

Het is wel ontegensprekelijk zo dat we in België erg slecht scoren in het activeren van niet-actieven. Hoewel er voor een derde van de openstaande vacatures geen ervaring en/of geen diploma’s vereist is, zit de helft van de werkzoekenden al een jaar of langer zonder job.

“Er staat in België een veel grotere muur tussen de opleidingen en de arbeidsmarkt dan in onze buurlanden.”

Muur tussen opleiding en werkvloer

Hoe kijk je aan tegen de overstap van de schoolbanken naar de werkvloer: vind je dat dit in België goed geregeld is? Of zie je bepaalde verbeterpunten?

Stijn: Er staat in België een veel grotere muur tussen de opleidingen en de arbeidsmarkt dan in onze buurlanden. Er zijn wel stages, werkplekleren … maar in bijvoorbeeld Duitsland en Nederland zijn er efficiëntere hybride systemen en is er een lange traditie om studeren in de klas te combineren met leren op de werkplek. Daar is dan ook een lagere jeugdwerkloosheid dan bij ons.

In België is het doorgaans het een of het ander: studeren of werken. Levenslang leren zit er ook minder in, waardoor we niet zo flexibel zijn op de werkvloer. En ook onderwijsverstrekkers moeten de hand in eigen boezem durven steken: opleidingen evolueren niet altijd mee met de arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld bij professionele bachelors stel ik regelmatig vast dat ze niet snel genoeg aangepast worden.

Er zijn veel minder studenten Financiën en Verzekeringen dan vroeger, net zoals studenten Actuariaat. Dit maakt het voor verzekeringsbedrijven moeilijker om mensen te vinden.

Stijn: Klopt. Ook al gaat het om sterke opleidingen, toch zie je dat de aantrekkingskracht ervan op jongeren afneemt. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat de verzekeringssector een weinig sexy imago heeft. Een rol voor een verzekeringsmakelaar in een populair TV-programma zou de uitstraling van de sector een boost kunnen geven. Je hebt als branche nu eenmaal goede ambassadeurs nodig.

Deel dit met je kennissen

facebook linkedin